Basaalcelcarcinoom
Dit aantal neemt nog steeds toe. Het betreft voornamelijk oudere mensen (meer dan 95% komt voor bij mensen ouder dan 40 jaar). Basaalcelcarcinomen zijn goed te behandelen, maar om redenen die hieronder worden uitgelegd, blijft men vaak nog enkele jaren en soms levenslang onder dermatologische controle.
Het kan soms gebeuren dat een DNAbeschadiging op een belangrijk punt in het erfelijke materiaal niet wordt gerepareerd en daardoor ontstaat er een kwaadaardige cel, die ongecontroleerd begint te groeien. Als gevolg hiervan kan na verloop van tijd huidkanker ontstaan.
Het lijkt erop dat bij het basaalcelcarcinoom vooral veel kortdurende intensieve zonblootstellingen de oorzaak zijn, met name tijdens de kinderjaren, maar ook jarenlange zon-/ zonnebankblootstelling is een risicofactor. Het schadelijke effect van ultraviolette straling is groter bij mensen met een lichte huid en blauwe ogen. Overigens zijn er waarschijnlijk nog andere, onbekende, factoren die basaalcelcarcinomen doen ontstaan.
Basaalcelcarcinomen ontstaan ook op plaatsen die niet of nauwelijks in de zon zijn geweest.
Het aspect van het gezwelletje is wat glazig, glanzend en toont soms kleine bloedvaatjes. Soms kan het gaan bloeden na geringe beschadiging. Een basaalcelcarcinoom ontstaat vooral in gebieden die veel aan zonlicht zijn blootgesteld, zoals in het gezicht of op de oren. Een bijzondere vorm is het superficieel ofwel oppervlakkig basaalcelcarcinoom dat vooral op de huid van borst en rug voorkomt. Deze vorm lijkt op een eczeemplek, maar jeukt meestal niet.
Als de huisarts denkt dat de plek een vorm van huidkanker kan zijn verwijst deze u naar de dermatoloog. De dermatoloog zal allereerst kijken en vervolgens door middel van een huidbiopt (het afnemen van een klein stukje weefsel) of een excisie (wegsnijden van de tumor) onder plaatselijke verdoving de diagnose huidkanker bevestigen.
In sommige gevallen wordt u doorverwezen naar een andere specialist of naar een team van specialisten een zogenaamd multidisciplinair team.
- het gezwel wordt volledig (radicaal) verwijderd, waardoor de kans op hernieuwde groei na verwijdering (een zogenoemd recidief) zo klein mogelijk is;
- Het mooiste cosmetische eindresultaat wordt nagestreefd.
Er bestaan verschillende behandelingsmogelijkheden:
- ChirurgieIn de meeste gevallen zal een basaalcelcarcinoom onder plaatselijke verdoving chirurgisch worden verwijderd (excisie). Hierbij wordt een randje gezonde huid meegenomen vanwege mogelijke groei buiten de zichtbare begrenzing. Gewoonlijk wordt bij een basaalcelcarcinoom een marge van enkele millimeters gezonde huid aangehouden. Bij grotere tumoren en/of tumoren met een ongunstig groeipatroon wordt een ruimere marge geadviseerd. Als het niet mogelijk is de wondranden direct te sluiten, zal gebruik worden gemaakt van een techniek waarbij de omgevende huid wordt losgemaakt en opgeschoven in de wond.
- Mohs’ micrografische chirurgieDit is een techniek die slechts in een aantal centra in Nederland wordt uitgevoerd in geval van een ongunstig type basaalcelcarcinoom, een ongunstige lokalisatie (vooral in het gezicht) of een recidief. Bij deze techniek haalt de opererende specialist laagsgewijs het gezwel weg. Van elk laagje wordt tijdens de operatie direct onder de microscoop bekeken of in het verwijderde stukje huid nog tumor aanwezig is. Dit wordt herhaald totdat het operatiegebied geen kankercellen meer bevat. Deze behandeling kan enkele uren in beslag nemen. Deze techniek is niet in alle ziekenhuizen voorhanden. U vindt hier de ziekenhuizen waar Mohs chirurgie wordt verricht.
- RadiotherapieDe bestraling bij huidkanker is veel oppervlakkiger dan de bestraling die gegeven wordt voor kanker van inwendige organen. De bestraling zelf is dan ook niet of nauwelijks belastend voor het lichaam. Radiotherapie is wel arbeidsintensief vanwege de vele keren dat bestraald moet worden. Radiotherapie is vooral geschikt bij tumoren in het gezicht en rond of op het oor. In het algemeen is radiotherapie niet de voorkeursbehandeling, maar wel een goed alternatief voor chirurgische behandeling.
- Fotodynamische therapie (PDT)Dit is een behandeling voor oppervlakkige vormen van basaalcelcarcinoom en het levert cosmetisch gezien goede resultaten op. Voor andere vormen is het minder effectief. Het betreft een therapie waarbij de tumor wordt voorbehandeld met een zalf die de kwaadaardige cellen extreem gevoelig maakt voor zichtbaar licht. Na inwerking van de zalf gedurende enkele uren wordt het basaalcelcarcinoom belicht met een speciale lichtbron. De behandeling kan brandend/ pijnlijk zijn.
- Imiquimod crèmeImiquimod stimuleert plaatselijk in de huid het afweersysteem, waardoor basaalcelcarcinomen worden opgeruimd. Deze crème moet vijf keer per week gedurende zes weken op het basaalcelcarcinoom worden aangebracht. Een nadeel is de huidirritatie die tijdens de behandeling kan optreden. Deze behandeling wordt alleen toegepast bij oppervlakkige basaalcelcarcinomen.
- Fluorouracil crèmeDeze behandeling wordt eveneens alleen toegepast bij oppervlakkige basaalcelcarcinomen. De crème wordt gedurende enkele weken toegepast en veroorzaakt huidirritatie en een oppervlakkige wond (schaafplek).
- Cryochirurgie oftewel bevriezingDit is een eenmalige poliklinische behandeling, waarbij het basaalcelcarcinoom met speciale apparatuur van buitenaf kortdurend wordt bevroren met vloeibare stikstof. Soms wordt eerst de tumor weg geschraapt met een scherp instrument en daarna bevroren. De bevriezing vindt zo nodig plaats onder plaatselijke verdoving. Ten opzichte van chirurgische verwijdering is cryochirurgie een minder effectieve behandeling.
- Lurettage en coagulatieHet basaalcelcarcinoom wordt onder plaatselijke verdoving weg geschraapt met een scherp instrument en vervolgens elektrisch weggebrand. Ook deze methode is minder effectief ten opzichte van chirurgische verwijdering.
Het is niet mogelijk de exacte indicaties voor de bovengenoemde technieken te noemen, maar de dermatoloog kan uitleggen waarom een bepaalde methode de voorkeur verdient. - Recidief basaalcelcarcinoomBij een recidief, dit wil zeggen dat het gezwel op dezelfde plaats terug komt, is de
behandeling bij voorkeur chirurgisch. Soms is het nodig dat een recidiefoperatie in een centrum plaatsvindt dat is gespecialiseerd in Mohs’ micrografische chirurgie.
In het algemeen zal bij patiënten met een basaalcelcarcinoom sprake zijn van overmatige blootstelling aan zonlicht in het verleden. Het verdient aanbeveling verdere zonbeschadiging van de huid te voorkomen door het nemen van beschermende maatregelen.
Er bestaat een kans dat, na de eerste behandeling, op dezelfde plaats op de huid de tumor weer terug groeit. Men zal het litteken ter plaatse dan ook in de gaten moeten houden. In de meeste gevallen kan men dat zelf, maar als de tumor op een moeilijk te benaderen plaats zat, van een ongunstig type blijkt te zijn, of als al eerder een basaalcelcarcinoom werd behandeld, kan men de controle beter aan de dermatoloog overlaten. Het dan gehanteerde controleschema zal afhankelijk zijn van de specifieke situatie. Een veel gebruikt schema is jaarlijkse controle gedurende vijf jaar na de behandeling.
Verder is het van belang opmerkzaam te blijven op het ontstaan van nieuwe basaalcelcarcinomen. Over een periode van vijf jaar bekeken ontwikkelt zich bij 40% van de mensen ergens anders op de huid opnieuw een basaalcelcarcinoom. Bij controlebezoeken aan de dermatoloog wordt dan ook niet alleen gelet op hernieuwde groei in het littekengebied, maar ook op eventuele nieuwe basaalcelcarcinomen.
Er bestaat in Nederland geen patiëntenvereniging voor mensen met een basaalcelcarcinoom.
Actinische keratose (Folder NVDV)
Deze huidafwijkingen ontstaan op de aan (zon)licht blootgestelde delen van het lichaam, vooral in het gezicht, op de onbehaarde hoofdhuid en op de handruggen. Actinische keratosen worden vooral op oudere leeftijd gezien. Doordat mensen hun vrije tijd steeds vaker in de buitenlucht doorbrengen en zonvakanties steeds populairder worden, worden actinische keratosen ook steeds vaker op jongere leeftijd waargenomen.
Een langdurig verblijf in de tropen, een licht huidtype en een langdurig gebruik van medicijnen die het immuunsysteem onderdrukken verhogen het risico op het krijgen van actinische keratosen.
Het vóórkomen kan, bij het toenemen van de leeftijd, oplopen tot 80% bij mensen met een licht huidtype (blond haar en blauwe ogen) in de leeftijd van 60 tot 69 jaar.
Actinische keratosen zijn te beschouwen als een chronisch effect van (teveel) ultraviolette straling en zij moeten gezien worden als een mogelijk voorstadium van huidkanker.
De negatieve kanten kunnen worden verdeeld in directe effecten en effecten op lange termijn. Een direct effect is bijvoorbeeld de zonnebrandreactie. Een nadelig effect van ultraviolette straling op lange termijn is de vroegtijdige veroudering van de huid. De huid wordt droog en rimpelig, bleekgeel tot bruin van kleur en voelt leerachtig aan. De huid wordt ook vlekkerig. Actinische keratosen ontstaan na langdurige blootstelling van de huid aan zonlicht en worden daarom ook wel solaire (sol=zon) keratosen genoemd.
Het ontstaan van actinische keratosen is afhankelijk van het huidtype en de totale hoeveelheid ultraviolette straling die iemand in de loop van het leven op de huid heeft gekregen. Hoe blanker de huid, des te groter de kans op het ontwikkelen van deze huidafwijking.
Soms zijn ze licht pijnlijk bij aanraking. De grootte kan wisselen van enkele millimeters tot enkele centimeters. Na verloop van jaren kan er in deze plekjes huidkanker ontstaan. Vaak zijn er meerdere plekjes aanwezig en zijn er aan de huid andere tekenen van langdurige zonlichtblootstelling te zien, zoals vlekkige verkleuringen en rimpels.
Actinische keratosen kunnen op verschillende manieren worden behandeld:
- Bevriezing met vloeibare stikstof ofwel cryotherapie. Deze behandeling wordt over het algemeen gebruikt wanneer het gaat om enkele plekken.
- Fluorouracil crème (Efudixcreme) wordt gebruikt, met name als het om grote huidoppervlakken gaat. Deze crème moet worden gebruikt tot de huid oppervlakkig beschadigd is en er een soort schaafwond ontstaat (gemiddeld 3-5 weken). Deze behandeling veroorzaakt soms heftige huidreacties. Daarna geneest de huid zonder littekenvorming en blijven de actinische keratosen vaak lange tijd weg.
- Imiquimod crème (Aldara). Deze behandeling kan ook bij uitgebreidere afwijkingen worden gebruikt. De crème wordt 3 keer per week toegepast gedurende enkele weken. Aldara kan huidirritatie veroorzaken en een enkele keer ook leiden tot griepachtige verschijnselen.
- Het op de huid aanbrengen van een vitamine A-achtige stof (tretinoïne) in een crème. Deze crème werkt langzaam en moet langdurig dagelijks worden toegepast en is meestal alleen werkzaam bij beginnende afwijkingen.
- Fotodynamische therapie (PDT) wordt vooral bij uitgebreide afwijkingen gebruikt wanneer imiquimod en fluorouracil onvoldoende effect hebben. Hierbij wordt een crème op de huid aangebracht, die actinische keratosen gevoelig maakt voor licht. Door belichting met een speciale lamp worden de actinische keratosen vervolgens vernietigd. Deze behandeling kan erg pijnlijk zijn.
- Soms wordt een combinatie gebruikt van wegbranden (electrocoagulatie) en wegschrappen met een scherpe lepel.
- Een enkele keer is het noodzakelijk de afwijking eruit te snijden. Dit gebeurt veelal poliklinisch onder plaatselijke verdoving.
Hierbij moet men bedenken dat een zonnebrandcrème niet bedoeld is om langer in de zon te kunnen blijven, maar om de huid te beschermen, gedurende de tijd dat u in de zon bent. Bij mensen met veel actinische keratosen blijft controle door de arts noodzakelijk.
Na verloop van jaren kan er, zoals gezegd, in de actinische keratosen huidkanker ontstaan. De vorm van huidkanker die kan ontstaan is het plaveiselcelcarcinoom. De kans op het ontstaan hiervan wordt geschat op 5-10%.
Plaveiselcelcarcinoom
Het plaveiselcelcarcinoom van de huid komt minder vaak voor dan het basaalcelcarcinoom, maar vaker dan het melanoom. Er bestaat ook een oppervlakkige vorm van plaveiselcelcarcinoom, die slechts zelden een kwaadaardig gedrag vertoont. Deze vorm heet intra-epidermaal plaveiselcelcarcinoom of ziekte van Bowen.
Mensen met een lichte huidskleur hebben een groter risico voor het krijgen van deze vorm van huidkanker dan mensen met een donker huidtype. Waarschijnlijk kunnen bepaalde wrattenvirussen eveneens een rol spelen bij het ontstaan van het plaveiselcelcarcinoom.
Het plaveiselcelcarcinoom kan soms ontstaan in chronische wonden of in gebieden van chronische huidontstekingen. Mensen bij wie het immuunsysteem langdurig wordt onderdrukt, zoals bijvoorbeeld na een nier- of harttransplantatie, hebben een verhoogd risico op het ontwikkelen van een plaveiselcelcarcinoom.
Soms veroorzaakt de tumor pijnklachten. Een plaveiselcelcarcinoom kan er ook uitzien als een wondje, dat geleidelijk groter wordt. Het is niet altijd gemakkelijk een plaveiselcelcarcinoom in een vroeg stadium te herkennen. Dat geldt ook voor artsen met veel ervaring op dit gebied.
Het plaveiselcelcarcinoom kan overal op het lichaam voorkomen. Er bestaat echter een voorkeur voor de schedelhuid, de oren, het gezicht, de lippen, de onderarmen, de handruggen en de benen.
Het oppervlakkige (intra-epidermale) plaveiselcelcarcinoom (ziekte van Bowen) ziet eruit als een rood, schilferend plekje dat enigszins ruw aanvoelt. Het plekje kan zeer langzaam groter worden en veroorzaakt geen klachten.
Het is dus altijd nodig de huidafwijking geheel of gedeeltelijk te verwijderen voor onderzoek (biopsie).
Voorts wordt onderzocht of de lymfeklieren in de omgeving vergroot aanvoelen.
- Chirurgie
Het plaveiselcelcarcinoom zal bij voorkeur door middel van een operatie worden verwijderd. Dit gebeurt meestal onder plaatselijke verdoving. Het is van belang dat het carcinoom volledig wordt verwijderd.Om hiervan zeker te zijn wordt het verwijderde weefsel altijd microscopisch onderzocht. Als het carcinoom niet met zekerheid volledig is weggenomen, moet de ingreep opnieuw worden uitgevoerd. - Mohs chirurgie
Dit betreft een techniek waarbij de snijranden meteen worden onderzocht nadat het weefsel verwijderd is.Het betreft een dagbehandeling. Deze techniek wordt verricht wanneer het carcinoom op een cosmetisch of functioneel gecompliceerde locatie zit. - Radiotherapie
Radiotherapie, bestraling, is eveneens een effectieve behandelingsmethode. De bestraling van huidkanker gebeurt oppervlakkig en veroorzaakt daardoor weinig of geen bijverschijnselen. De bestraling vindt plaats in meerdere zittingen en dat betekent dat men vaker naar het ziekenhuis moet komen dan bij een operatieve behandeling.Na de behandeling volgt gewoonlijk een periodieke dermatologische controle gedurende minimaal 5 jaar. Het doel hiervan is een eventuele terugkeer of uitzaaiing van het plaveiselcelcarcinoom op te sporen. Bovendien wordt de controle benut om nieuwe uitingen van huidkanker tijdig te ontdekken.Het oppervlakkige plaveiselcelcarcinoom (ziekte van Bowen) kan op meerdere manieren worden behandeld. De behandeling kan bestaan uit operatieve verwijdering, bevriezing met vloeibare stikstof, fotodynamische therapie (PDT) of behandeling met een crème die een celdelingremmend geneesmiddel (fluorouracilcreme) bevat.Ook kan het oppervlakkige plaveiselcelcarcinoom worden behandeld door het weg te krabben (curettage) en de oppervlakkige wond vervolgens dicht te schroeien.
Het risico hiervoor is het hoogst bij grote carcinomen die zich bevinden op de oren en de lippen. Als uitzaaiing is opgetreden zijn de vooruitzichten veel minder gunstig. Aanvullende chirurgische behandeling of radiotherapie en eventueel chemotherapie zijn dan noodzakelijk. Uiteindelijk kan iemand overlijden als gevolg van een uitgezaaid plaveiselcelcarcinoom.
De vooruitzichten van het oppervlakkige plaveiselcelcarcinoom (ziekte van Bowen) zijn zeer gunstig. Deze vorm veroorzaakt vrijwel nooit ernstige gezondheidsproblemen. Langdurige controle na behandeling is dan ook niet nodig.
Overmatige blootstelling aan zonlicht moet worden vermeden. Bescherm de huid door het dragen van bedekkende kleding en een hoofddeksel en door het gebruik van een zonbeschermingsmiddel van minimaal beschermingsfactor 20. Bij langdurig verblijf in de zon moet het zonbeschermingsmiddel meerdere keren op een dag worden aangebracht.
Melanoom
Er is sprake van een melanoom als een groep pigmentcellen is veranderd in kankercellen. De kwaadaardige cellen groeien na verloop van tijd uit in het omgevende weefsel. Doordat de melanoomcellen zich kunnen verplaatsen, kunnen uitzaaiingen ontstaan naar lymfeklieren en andere organen.
Dankzij vroege opsporing is de overlevingskans van mensen met een melanoom de laatste decennia sterk verbeterd.
Bijna iedereen heeft moedervlekken. De meeste ontstaan tijdens de puberteit en adolescentie. Het merendeel van de moedervlekken geeft geen enkel risico op melanoom. Als een melanoom uit een moedervlek ontstaat, is dat in zeldzame gevallen uit een grote aangeboren (=congenitale) moedervlek of anders uit een “onrustige” moedervlek.
Mensen met meerdere zogenaamde “onrustige” (“klinisch atypische”) moedervlekken hebben een verhoogde kans op het krijgen van een melanoom. Vooral als deze onrustige moedervlekken in de familie voorkomen of andere familieleden een melanoom hebben gehad, is het risico verhoogd. Aangenomen wordt dat overmatige blootstelling aan zonlicht een risicofactor is bij het ontstaan van een melanoom, netals bij andere vormen van huidkanker. Over de wijze waarop dat precies gebeurt, verschillen de deskundigen van mening.
In het algemeen neemt men aan dat zonverbranding een belangrijke risicofactor is, vooral als dit plaatsvindt vóór de leeftijd van 20 jaar. Ook het huidtype speelt een rol. Mensen die snel verbranden in de zon hebben een hoger risico om een melanoom te ontwikkelen. In ongeveer 10% van de gevallen zijn er aanwijzingen voor een erfelijke aanleg.
Het kan bijvoorbeeld een moedervlek zijn die donkerder is geworden of waarin verschillende kleuren zijn ontstaan, of een moedervlek die onregelmatige contouren (grillige rand) heeft gekregen. Een melanoom kan er een enkele keer ook uitzien als een bruin-zwart of zwart bultje. Soms is een melanoom deels of geheel pigmentloos (wit-roze) en daardoor moeilijk als zodanig te herkennen. Een melanoom kan in een vroeg stadium jeuk veroorzaken. In een later stadium treden soms pijn of bloeding op, of ontstaat op die plaats een zweer.
Eventuele uitzaaiing van een melanoom gaat voornamelijk via de lymfebanen in de huid. De lymfebanen monden uit in lymfeklieren. De lymfeklier waar de eventuele uitzaaiing het eerst terechtkomt wordt de schildwachtklier genoemd. Vermoedelijk worden pas daarna de overige nabijgelegen lymfeklieren (in de lymfeklier”stations” van oksels, liezen en hals) aangedaan. Wanneer een lymfeklier een uitzaaiing bevat, is deze dikwijls voelbaar als een stevig bolletje onder de huid van enkele cm doorsnede.
Als er een redelijke verdenking is op een melanoom, dan moet de afwijking in principe geheel worden verwijderd voor microscopisch onderzoek. Aan de hand van het microscopisch onderzoek kan de diagnose met grote zekerheid worden gesteld. Voor het verdere beleid is de meting van de dikte van een melanoom van belang.
Hoe dikker het melanoom onder de microscoop, des te meer kans op uitzaaiing. Uitzaaiingen in de lymfeklieren worden vastgesteld via een punctie of via een echo, of beide technieken worden gecombineerd.
- Chirurgie
Het melanoom zal bij voorkeur door middel van een operatie worden verwijderd. Dit gebeurt meestal onder plaatselijke verdoving door een dermatoloog of (plastisch) chirurg. Als na verwijdering en microscopisch onderzoek de dikte van het melanoom bekend is, volgt kort daarna een tweede operatie.Rondom het litteken waar het melanoom in eerste instantie is verwijderd, wordt voor de zekerheid nogmaals een stuk huid weggehaald met een marge van 1 of 2 cm. De marge is afhankelijk van de vastgestelde dikte (Breslow-dikte) van het melanoom. Als de Breslow-dikte kleiner of gelijk is aan 2 mm, kan worden volstaan met 1 cm marge, anders wordt een marge van 2 cm aanbevolen.Bij deze tweede operatie kan een vrij grote wond ontstaan, die niet altijd direct kan worden gehecht. In dat geval is een huidtransplantatie nodig om de wond te sluiten. Dit gebeurt gewoonlijk poliklinisch. Op sommige plaatsen van het
lichaam (gezicht, handen) is weinig huid “over” en kan een krappere marge worden gehanteerd. - Verwijdering van vergrote lymfeklieren
Om eventuele uitzaaiingen naar de dichtstbijzijnde lymfeklieren op te sporen, kan met behulp van een kleurstof, die wordt ingespoten in de huid ter plaatse van het litteken de schildwachtklier worden opgespoord. Vervolgens kan deze klier worden verwijderd en op uitzaaiingen worden onderzocht.Als bij microscopisch onderzoek geen kwaadaardige cellen in de verwijderde klier worden aangetoond, is de kans op uitzaaiingen in de andere lymfeklieren zeer klein. Als er wel uitzaaiingen worden gevonden in de schildwachtklier, moeten alle lymfeklieren in de directe omgeving worden verwijderd.Het voordeel van deze methode is dat in eerste instantie alleen de schildwachtklier verwijderd hoeft te worden en niet alle klieren. Het schildwachtklieronderzoek kan informatie geven over de prognose (= verwachte kans op overleven), maar of de overlevingskansen zelf hierdoor echt verbeteren, is nog niet duidelijk. Zolang dat niet is aangetoond, wordt de ingreep in Nederland niet routinematig verricht en zeker niet bij melanomen dunner dan 1mm, of later dan 6 weken na verwijdering van het melanoom.Wanneer een volledig lymfeklierstation (dus niet alleen de schildwachtklier) wordt verwijderd, kunnen zich complicaties voordoen, zowel op korte als op lange termijn. Mogelijke complicaties zijn bijvoorbeeld bewegingsbeperking, krachtverlies, uitstralende pijn, stoornissen in het gevoel en vochtophoping (lymfoedeem). In dat laatste geval wordt de arm of het been dikker en kan zwaar en moe aanvoelen.Lymfoedeem manifesteert zich soms snel, maar meestal pas maanden of jaren na de operatie. Manuele lymfedrainage (een soort massage) of compressietherapie in combinatie met elastische kousen of zwachtels, zorgt voor een betere lymfe-afvoer waardoor het oedeem afneemt.
- Aanvullende behandeling
Mensen die geopereerd zijn aan een dik melanoom of die vanwege uitzaaiingen naar de lymfeklieren een klieroperatie hebben ondergaan, hebben een verhoogde kans op uitzaaiingen naar andere organen. Er bestaat momenteel geen aanvullende standaardbehandeling met medicijnen om dit risico te verkleinen.Voor de behandeling van uitzaaiingen in andere plaatsen dan de lymfeklieren (bijvoorbeeld via het bloed in organen zoals lever en longen) kan worden gekozen voor chemotherapie, immunotherapie of radiotherapie, afhankelijk van de plaats en de uitgebreidheid van de uitzaaiing. Ook dergelijke behandelingen vinden hoofdzakelijk plaats in onderzoeksverband.
- Na behandeling van een melanoom is het belangrijk de huid goed in de gaten te houden. Als nieuwe pigmentafwijkingen ontstaan of als bestaande moedervlekken veranderen, is het verstandig de huisarts of dermatoloog te raadplegen.Let ook op huidveranderingen in de omgeving van het operatielitteken. Ook is verstandig te letten op eventuele vergroting van lymfeklieren. Overmatige blootstelling aan zonlicht en vooral zonverbranding moet worden vermeden.
- Controle door de dermatoloog of chirurg
In geval van dunne melanomen (met een dikte van minder dan 1 mm) wordt volgens de meest recente inzichten een éénmalig controlebezoek geadviseerd één tot drie maanden na de behandeling van het melanoom. U krijgt hierbij praktisch en schriftelijk uitleg over zelfonderzoek van de huid en lymfeklieren.Verdere controle kan desgewenst plaatsvinden in het kader van begeleiding, als aanvulling op zelfcontrole of ten behoeve van onderwijs en wetenschappelijk onderzoek.Bij melanomen met een dikte van meer dan 1 mm luidt het advies voor het eerste jaar één keer per drie maanden een controle; voor het tweede jaar één keer per vier maanden en voor het derde tot en met het vijfde jaar één keer per halfjaar.Voor melanomen met een dikte van meer dan 2 mm wordt dit nog aangevuld met jaarlijkse controle tot 10 jaar na de operatie. Bij de controles is het routinematig maken van röntgenfoto’s, echo’s of scans niet zinvol, tenzij er een speciale reden voor is.
Bij een uitzaaiing in een lymfeklier is de kans op genezing veel kleiner. Bij uitgebreide uitzaaiingen via het bloed in andere organen is genezing in het algemeen niet meer mogelijk.
Overige vormen
Het zijn meestal snel groeiende tumoren, bolronde rood of roodpaarse, met een glanzend oppervlak. Het kan overal op huid voorkomen, maar heeft een voorkeur (50%) voor het hoofd-hals gebied (waarschijnlijk speelt zonlicht hierbij ook een rol). De tumor kan uitzaaien naar de lymfklieren in de buurt.
De diagnose wordt meestal gesteld door het nemen va een huidbiopt en wordt gevolgd door een ruime excisie met marge van 2 cm. Er vindt altijd onderzoek plaats naar de lymfklieren die in de nabijheid gelegen zijn. Over het algemeen wordt de ruime excisie gevolgd door nabestraling van het hele gebied (tumor de nabijgelegen lymfklieren). Verwijzing naar een gespecialiseerd oncologisch centrum is raadzaam.
- Het atypisch fibroxanthoom (AFX) is een zeldzaam voorkomende huidtumor die zich voornamelijk in het hoofdhalsgebied bij oudere mensen gevonden wordt. Het gaat daarbij vooral om blanke mensen van boven de 70 jaar met een zonbeschadigd huid. AFX is in de regel een goedaardige huidtumor maar heeft een hoog risico om na behandeling terug te komen. Er bestaat een zeer kleine kans dat de tumor uitzaait.AFX komt vaker voor bij mannen dan bij vrouwen. De oorzaak is onbekend maar er bestaat een sterke relatie met (overmatige) zonblootstelling, vanwege het voorkomen van de tumor op zonblootgestelde delen. Het betreft een roze of rode zwelling, soms zwerend of bloedend, dat voorkomt in het hoofdhalsgebied. Een bekende plaats is de onbehaarde schedelhuid bij oudere, kalende mannen. Hoewel er sprake is van een snelle groei, wordt de tumor over het algemeen niet groter dan drie centimeter.
Hoe wordt de diagnose gesteld?
De diagnose wordt meestal gesteld door het nemen va een huidbiopt en wordt gevolgd door een ruime excisie met marge van 1- 2 cm. Mohs chirurgie is een mogelijkheid om de tumor volledig te verwijderen met minder grote marges. De tumor dient altijd volledig te worden verwijderd, omdat er anders een grote kans bestaat dat de tumor op dezelfde plaats terug komt en omdat er een zeer kleine kans bestaat op uitzaaiing. - Het dermatofibrosarcoma protuberans (DFSP) is huidtumor die gekenmerkt wordt door een rood-paarse bolronde tumor. Kleurvariaties zijn echter mogelijk, zoals vleeskleurig, roodbruin, of zelfs gelig. De tumor groeit over het algemeen langzaam. DFSP kan zich op iedere leeftijd manifesteren, met een voorkeur voor 20-40 jaar, en kan op elke plek op het lichaam voorkomen met een voorkeur voor de romp en de armen.De tumor komt iets meer voor bij mannen dan bij vrouwen. Er bestaat een grote kans dat de tumor op dezelfde plaats terug komt als deze niet volledig verwijderd is maar heeft een zeer kleine kans op uitzaaiing. De diagnose wordt meestal gesteld door het nemen van een huidbiopt en wordt gevolgd door een ruime excisie met marge van 2-3 cm om te voorkomen dat de tumor terug komt. Mohs chirurgie is een mogelijkheid om de tumor volledig te verwijderen met minder grote marges.
- Het angiosarcoom is een tumor waarbij de tumorcellen lijken op bloedvaten. Het kan overal in het lichaam voorkomen. In geval van een angiosarcoom van de huid komt dit het meest voor in het gezicht. Het kan lijken op een rood- blauwe plek die verdikt is en niet binnen enkele weken verdwijnt. De tumor kan snel groeien. Mensen die eerder bestraald zijn kunnen een angiosarcoom krijgen in het litteken van de bestraling.De diagnose wordt met een biopt gesteld. Vaak wordt er nog aanvullend onderzoek verricht om te bepalen wat de uitgebreidheid van de tumor is en af er al sprake is van uitzaaiingen. De ebhandeling bestaat uit een ruime excisie (marge van 2 cm) gevolgd door een nabestraling. Door de vaak late diagnose en de razendsnelle groei kan de ziekte al door het hele lichaam verspreid zitten. Een beter vooruitzicht is er voor patiënten met kleinere tumoren die met ruime marges kunnen worden weggesneden.